Zeeuws volkslied

Het Zeeuws Volkslied ontstond in 1919 als reactie op de plannen die België maakte in de Eerste Wereldoorlog om Zeeland in te nemen.

Leeuw in Zeeuws wapen

Geen dierder plek voor ons op aard,
Geen oord ter wereld meer ons waard,
Dan, waar beschermd door dijk en duin,
Ons toelacht veld en bosch en tuin;
Waar steeds d'aloude Eendracht woont,
En welvaart 's landsmans werk bekroont,
waar klinkt des Leeuwen forsche stem;
'Ik worstel moedig en ontzwem!'

Het land, dat fier zijn zonen prijst,
En ons met trots de namen wijst,
Van Bestevaer en Joost de Moor,
Die blinken zullen d'eeuwen door;
Waarvan in de historieblaên,
De Evertsen en Bankert staan,
Dat immerhoog in eere houdt,
den onverschrokken Naerebout.

Gij, Zeeland, zijt ons eigen land,
Wij dulden hier geen vreemde hand,
Die over ons regeeren zou,
Aan onze vrijheid zijn wij trouw.
Wij hebben slechts één enk'le keus:
'Oranje en Zeeland!' da's de leus!
Zoo blijven wij met hart en mond,
Met lijf en ziel: goed Zeeuwsch goed rond.

Achtergrond bij het Zeeuws volkslied

Veel Belgen vonden dat Nederland zich tijdens de Eerste Wereldoorlog pro-Duits had gedragen door neutraal te blijven. Om de enorme schade en ellende in België goed te maken, wilde de Belgische regering twee Nederlandse gebieden innemen. Zuid-Limburg voor de steenkool en Zeeuws-Vlaanderen voor de toegang tot Antwerpen. 

In Zeeuws-Vlaanderen protesteerde dominee J.N. Patist hier fel tegen. Hij vond dat het gebied van Hulst tot Cadzand ‘eigen landje, maar deel van Nederland’ moest blijven. Samen met J. Vreeken schreef hij in 1917 de tekst en muziek voor een protestlied. Dit zou het Zeeuws-Vlaamse Volkslied gaan heten.

In 1919 kwam het plan van België om de twee Nederlandse gebieden in te nemen nog sterker naar voren. Een grote groep Zeeuwen voelde de behoefte om de verbondenheid met Nederland en Oranje te benadrukken. Schoolhoofd D.A. Poldermans uit ’s-Gravenpolder schreef toen de woorden van een volkslied waar de Middelburgse dirigent J. Morks de muziek bij schreef. Het Zeeuws Volkslied droegen zij op aan de Commissaris van de Koningin, de heer H.J. Dijckmeester.

Het lied bleek een blijver: bij veel gelegenheden zingen mensen het Zeeuws Volkslied. Zoals tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst  van de Provincie Zeeland.