Uitzichtstroken, ontheffing

Verzoek om van artikel 11 van de provinciale Wegenverordening Zeeland; Uitzichtstroken.

Uitzichtstroken

  1. Het is verboden op en langs wegen buiten de bebouwde kom bouwwerken, wallen, beplanting, gewassen, terreinafscheidingen en andere uitzichtbelemmerende voorwerpen te hebben dan wel te maken, respectievelijk aan te brengen, tot een grotere hoogte dan 0,75 meter boven de kruin van de weg, binnen een strook die begrensd wordt door de as van de hoofdverkeersbaan en een denkbeeldige lijn tussen twee willekeurige punten van die as op een onderlinge afstand van maximaal
    1. 280 meter bij autowegen;
    2. 200 meter bij voorrangswegen, niet zijnde autowegen, en wegen met voorrangskruispunten;
    3. 135 meter bij andere dan de hiervoor bedoelde wegen.
  2. De onderscheiden afstanden zijn afstanden gemeten over de as van de betrokken verkeersbaan.
  3. Het verbod in het eerste lid, aanhef, geldt eveneens binnen gebieden bij kruisingen en aansluitingen van wegen buiten de bebouwde kom, die worden begrensd door denkbeeldige lijnen die de hierna omschreven punten van de samenkomende wegen onderling verbinden:
    1. bij kruisingen en aansluitingen van zijwegen met autowegen, de punten in de as van de hoofdverkeersbaan van de autoweg op een afstand van 300 meter ter weerszijden van het snijpunt van de assen van de hoofdverkeersbanen van de samenkomende wegen en een punt in de as van de hoofdverkeersbaan van de zijweg op 10 meter afstand uit het genoemde snijpunt, met inachtneming van het gestelde in het derde lid en onverminderd het bepaalde in het vierde lid;
    2. bij kruisingen en aansluitingen van zijwegen met wegen waarop het verkeer voorrang heeft, de punten in de as van de hoofdverkeersbaan van de voorrangsweg op een afstand van 200 meter ter weerszijden van het snijpunt van de assen van de hoofdverkeersbanen van de samenkomende wegen en een punt in de as van de hoofdverkeersbaan van de zijweg op 10 meter afstand uit het genoemde snijpunt, met inachtneming van het gestelde in het derde lid en onverminderd het bepaalde in het vierde lid;
    3. bij kruisingen en aansluitingen van gelijkwaardige wegen de punten in de assen van de hoofdverkeersbanen van de samenkomende wegen op 40 meter afstand uit het snijpunt van die assen.
  4. Bij autowegen met twee hoofdverkeersbanen en dito voorrangswegen is de dichtst bij de zijweg gelegen hoofdverkeersbaan bepalend voor de toepassing van het tweede lid.
  5. Ten aanzien van parallelwegen of fietspaden die deel uitmaken van autowegen of wegen waarop het verkeer voorrang heeft, is het tweede lid, aanhef, van overeenkomstige toepassing voor gebieden die worden begrensd door denkbeeldige lijnen tussen punten op de buitenzijkant van de parallelweg of het fietspad, op een afstand van 75 meter ter weerszijden van het snijpunt van die buitenzijkant met de as van de van de hoofdverkeersbaan van de zijweg en een punt in die as op 5 meter buiten het genoemde snijpunt.
  6. Het verbod als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel c, geldt niet voor bomen, mits deze hoog zijn opgesnoeid en tussen de stammen voldoende doorzicht voor verkeersdeelnemers aanwezig is.

of omgevingsvergunning
Roerende zaken opslaan

Op grond van artikel 2.2 (sub j en k) van de wet Algemene bepalingen omgevingsrecht geldt dat wanneer in een Provinciale verordening een ontheffing is vereist om roerende zaken op te slaan in het daarbij aangewezen gedeelte van de Provincie, dit verbod geldt als een verbod om deze activiteit uit te voeren zonder Omgevingsvergunning. Nu in artikel 11 van de Wegenverordening Zeeland 2010 is bepaald dat het verboden is om in uitzichtstroken uitzichtbelemmerende voorwerpen te hebben geldt dat als het uitzichtbelemmerend voorwerp aan te merken is als een roerende zaak voor deze handeling een Omgevingsvergunning aangevraagd te worden bij het indien u in strijd met dit verbod handelt. U wordt in dit verband verwezen naar www.omgevingsloket.nl.

Voorwaarden:

  • De mag getypt of handgeschreven worden ingevuld.
  • De aanvraag moet volledig worden ingevuld en alle bescheiden moeten door de aanvrager of gemachtigde zijn ondertekend. Niet ondertekende aanvragen worden niet in behandeling genomen.
  • Bij de aanvraag moet een duidelijke (situatie)tekening worden meegezonden (op schaal 1:1000 of 1:500). Deze (situatie)tekening moet in viervoud worden bijgevoegd.
  • Voor het in behandeling nemen van de aanvraag zijn kosten verschuldigd, genoemd in de tarieventabel van de Legesverordening Provincie Zeeland 2018. Het in behandeling nemen van de aanvraag betekent niet zonder meer dat een wordt verleend.

Contact:

U kunt contact opnemen met de Provincie.

Bezwaar en beroep:

Rechtsmiddelen

Op de om wordt in beginsel beslist binnen 8 weken na ontvangst (artikel 4:13 Algemene wet bestuursrecht). Indien de ‘ ’ dreigt t worden overschreden, wordt door het voordat de afhandeldatum is verstreken een nieuwe afhandeldatum (binnen een redelijke termijn) vastgesteld, welke schriftelijk aan de aanvrager (gemachtigde) wordt bevestigd (artikel 4:14 lid 3 Algemene wet bestuursrecht). Wanneer de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag krijgt de aanvrager de gelegenheid om de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht). Indien het bestuursorgaan om aanvulling verzoekt, wordt de beslistermijn opgeschort tot de aanvraag is aangevuld.

 

Adres uitvoerende instantie:

Provincie Zeeland
Abdij 6
4331 BK Middelburg
Nederland

Postbus 6001
4330 LA Middelburg
Nederland

Wet- en regelgeving: